Moord op de camping

door Carola Houtekamer en Freek Schravesande

Het verhaal

Op het terras van de campingkantine leunt een kleine, stevige vrouw tegen een airhockeytafel. Lenie, 46 jaar, kort haar, rode crocs. Het is vlak voor middernacht. Ze rookt een sigaret en wacht op de politie. Ze heeft zojuist een moord gepleegd.

We bedriegen onszelf. Elke ochtend staan we op met de gedachte dat we weer een dag uniek zullen zijn. Spontaan, eigenzinnig, onvoorspelbaar. Maar elke ochtend kleden we ons weer aan, trekken we de wc door, doen we de deur op slot. Op het perron wachten we tot iedereen is uitgestapt, op de snelweg rijden we rechts. ‘s Avonds doen we het licht uit. We doen wat hoort, lopen binnen de lijntjes. Zo blijft de machine draaien.

Maar heel soms doet er één iets geks, iets wat niemand verwacht. Die slaat af terwijl de rest doorloopt. En dan hapert het systeem.

Zoiets gebeurde op 17 mei 2012, Hemelvaartsdag, op camping De Breyenburg in Ledeacker. Toen trok campinggast Lenie H. uit het niets een Heckler & Koch en schoot campingbaas Fred Nijholt in z’n gezicht. Aan de bar, van een paar meter afstand, voor het oog van z’n vrouw en twee stiefkinderen. Ze kreeg twaalf jaar cel voor doodslag.

Niemand is tevreden met die straf. Haar advocaat en het Openbaar Ministerie zijn in hoger beroep. Hoe kun je ook het juiste oordeel vellen over iets wat je niet begrijpt? Wat niemand begrijpt? Eind deze maand is de eerste zitting.

Camping de Breyenburg is een ‘mooi gelegen gezinscamping’ in Ledeacker, een dorp in het oosten van Noord-Brabant. Een gezellige camping, meldt de website, met een ‘uitgebreid animatieprogramma voor kinderen én volwassenen’. Er is een zwembad en een kinderboerderij en een stal met paarden. En in de naastgelegen feestboerderij van Johnny Romein, bekend van de hit ‘Alie-Mentatie’, kon je dansen, en onder het genot van gemarineerde speklap en Beierse worst, erotisch dineren – tot voor kort, want het pand fikte laatst af.

In feite is De Breyenburg een klein dorp met vooral vaste bewoners in stacaravans. Een mix van rustzoekers, gescheiden vaders en mensen die hun huis uit zijn gezet of de rug naar de wereld hebben gekeerd. Het is een minimaatschappij met een eigen moraal, eigen wetboek, en eigen gekleurde muntjes als valuta.

Aan het hoofd staat de campingbaas. Dit is zijn grond, hij heeft het hier voor het zeggen. Hij is de directeur, de politieagent, de burgemeester, en de kantine het gemeentehuis.

Een camping is geen democratie

Het is kwart voor negen ‘s avonds als Lenie en haar vriend Piet de kantine van de camping binnenkomen. Ze hebben al een flinke slok op. Lenie gaat zitten op het hoekje van de bar, haar vriend kruipt achter de gokkast. Achter de bar tapt campingbaas Fred bier, Hertog Jan. Ook zijn nieuwe vrouw is er, met haar twee zoons. Aan de bar zitten een paar vaste gasten.

Een camping is geen democratie. En de bewoners weten dat. Wie iets gedaan wil krijgen – een schuttinkje ernaast, een schuurtje erachter, een vijvertje ervoor – moet dat regelen met de baas.

De absolute winnaar van dit diplomatieke spel is Wilma Vermolen, 56 jaar. Een biografie van Wilma is een biografie van de camping.


De meest vaste bewoner van allemaal

Wilma woont aan de rand van de camping in drie aan elkaar geschakelde caravans. Ze is de meest vaste bewoner van allemaal. Iedereen moet in de winter door de week van de camping af, zij niet. Ze procedeerde net zo lang bij de Raad van State tot ze een eigen adres kreeg. Bij Fred regelde ze vier parkeerplaatsen, vier sleutels voor de slagboom, een nachtsleutel, de sleutel van de meterkast en de vuilnisstort en een eigen waterleiding.

‘Wat een toestand’, zucht ze vermoeid aan haar tafel in het keukendeel. ‘Ik kan er niet van slapen.’ Ze steekt een sigaret op uit haar reuzenpak Johnny Player, 170 sticks. In 1989 kwam ze hier wonen. Ze komt uit een kermisfamilie, haar vader zat in ‘het poffertjeswezen’, haar man, inmiddels overleden, is van het zigeunergeslacht Mirando. Aan de muur hangt nog zijn viool en foto’s van feestjes waarop hij met zijn orkest speelde. ‘Kijk, hier is hij bij, toe hoe heettie-nou, de Slang? Nee, de Hakkelaar!’

Ja, sorry, ze is warrig. ‘Ik ben helemaal mezelf niet op het ogenblik. Ik heb zoveel meegemaakt.’

Het leven op de camping is niet alleen maar bingo, playbackshows, biertjes in de kantine en eindeloos barbecuen met de buren. Het is ook: het gekonkel tussen de verschillende veldjes, het geroddel, de ruzies en het vreemdgaan. Het afbranden van de kantine, en daarna de wagen van de overburen. En natuurlijk de dood van de zware Dick van verderop, Dikkie Dik noemden ze ‘m, die van dit alles nog wel de meeste indruk op haar heeft gemaakt.

Ze steekt nog een sigaret op. ‘Vanavond bij mij wat drinken? vroeg Dick. Maar bij Dick is het: biertje, biertje, biertje en dan nog wat kopstootjes.’

Ze wilde naar huis, de kinderen moesten eten. Maar Dick zei: neeuh, joh. Zittuh!

‘En toen viel hij achterover van z’n stoel. Bloed uit z’n neus en oren. Ze hebben hem met zes man uit de caravan moeten tillen.’

En dan nu dit, zucht ze.

Wilma kon die avond niet slapen, ondanks de temazepam. Ze keek Miljoenenjacht toen ze werd gebeld door de buren. Wilma, er staat een traumahelikopter in de wei. In haar witte ochtendjas ging ze naar voren. Alles afgezet. ‘Godverdomme, het is Fred.’

De sfeer zit er niet in vanavond. Lenie is nijdig. Ze is eerder die dag door Fred op de vingers getikt. Dat ze haar hond, type buldog, echt aan moet lijnen. Er is ook al een kip van de kinderboerderij dood. Lenie blijft zeuren tegen Fred; waarom krijg ík altijd de schuld? Fred probeert haar te sussen. Je hebt te veel gedronken, Lenie, laten we het er morgen over hebben. Maar Lenie houdt niet op.

Waarom Fred? Waarom moest Fred dood? De politie ging chalet na chalet af, ondervroeg tientallen gasten, maar bleef tasten in het duister. Ging het om hondenpoep? De dooie kip? De sleutel van de slagboom? Een rekening? Illegaal verblijf in de wintermaanden? Hennep? Of lag het misschien aan Fred zelf?

Fred, antwoordde een tiental campinggasten en omwonenden op vragen van de verslaggevers, was ‘een wereldgozer’. ‘Een joviale vent.’ ‘Nooit last mee.’ ‘Een hart van goud.’’Als iemand een boom wilde verplaatsen, dan hielp hij.’ Was het gezellig in de kantine tegen sluitingstijd, dan schonk hij nog een rondje. En nog één.

Fred was een echt campingmens. Hij groeide op op camping De Scheepsbel in Nunspeet, leerde daar de regels van het spel. In 1989 kocht zijn vader De Breyenburg. De verkoper had het boerderijtje met koetjes en varkens uitgebouwd tot goed lopende gezinscamping. Fred nam al snel de leiding.

Vaste bewoners zijn een ander slag volk, weten campingbazen

Langzaam veranderde de camping van een plek voor recreanten in een woonplaats voor vaste gasten. Bewoners die er van april tot oktober zitten, of het hele jaar rond. Vaste bewoners zijn een ander slag volk, weten campingbazen. Dat zijn mensen die altijd méér willen. Meer ruimte, meer rechten. Een kippengaasje voor de hond, een hek met een poort en een slot. En hoe langer ze blijven, hoe meer ze eisen.

Scheve gezichten

Ervaren campingbazen hanteren daarom één gouden regel: nee is nee, voor iedereen, op elk moment. Een campingbaas moet voet bij stuk houden, één lijn trekken. En dat kan alleen als je met niemand vrienden wordt. Want gasten zijn als kleine kinderen, die proberen je voortdurend uit. Een campingbaas drinkt daarom geen koffie in de caravan van zijn gasten, woont buiten de slagboom van zijn terrein.

Fred wilde zijn gasten graag tegemoet komen. Misschien wel té graag, zeggen bewoners. ‘Hij beloofde je de koe met de gouden horens.’ Dat je er het hele jaar mocht wonen, bijvoorbeeld, maar toen puntje bij paaltje kwam in de winter toch niet.

Hij trok niet één lijn. Met de één dronk hij na sluitingstijd nog een biertje in de kantine, met de ander niet. De één mocht wel met onderstel bouwen, de ander niet. Werd je serre eerst nog goedgekeurd, dan moest-ie later toch weer worden afgebroken. Dat leverde scheve gezichten op. ‘Zo jaag je mensen tegen je in het harnas’, zeggen sommigen. En ook: ‘’t Is hard, maar vroeg of laat moest Fred een keer de verkeerde tegenkomen.’

Lenie blijft maar doorgaan tegen Fred over de hond

Lenie blijft maar doorgaan tegen Fred over de hond. Om half elf staat Piet op van de gokkast en loopt de kantine uit. Om contant geld te halen, zal hij later zeggen. Waar is-ie nou, wil Lenie na tien minuten weten. Ze gaat er achteraan. Weer tien minuten later komt ze terug in de kantine, met haar hand op haar rechterbroekzak. Ze kan haar chalet niet in, zegt ze, ze is haar sleutels kwijt. Een sleutelbos met een vossenstaartje eraan.

Een burgemeester houdt niet van leegstand in z’n dorp. De tuinen verwoekeren, de buurt verloedert. Het liefst vult hij zijn wijken met jonge gezinnen, welgestelde gepensioneerden, en, vooruit, een handjevol creatieven. Maar je hebt het niet altijd voor het kiezen.

Ook Fred wilde op De Breyenburg zijn lege plaatsen graag gevuld – zijn inkomen hing er vanaf. Een lastige klus in deze tijd, want wie heeft nog geld voor een tweede huis? Her en der stonden chalets leeg.

Fred liet intussen de teugels vieren. Hij kwam net uit een scheiding. Hij was met z’n gedachten ergens anders en gooide de poorten open.

Over de nieuwkomers trokken de vaste gasten hun wenkbrauwen op. Hoe ze dronken, praatten, zich kleedden. Mensen die het ‘niet helemaal op een rijtje’ hadden. Bij een enkele caravan stapelde het vuil zich op.

In die stroom kwam ook Lenie H. uit Alkmaar binnen, 46 jaar oud, met haar man Klaas. Ze hadden hun huis moeten verkopen en zochten een tijdelijk onderkomen. Op Marktplaats vonden ze op De Breyenburg een nette, bruine caravan, de jaarplaats betaalden ze keurig aan. Hun caravan dosten ze uit met Heineken-parafernalia.

Ze waren verslaafd aan de drank geweest, zij en Klaas, maar nu waren ze ‘schoon’, vertelden ze. Maar zo schoon waren ze niet. Bij de playbackshow, hun eerste bezoek aan de kantine, zagen gasten hoe ze drie flessen wijn wegsloegen. ‘Maar ach’, zeiden de gasten, ‘er zijn wel meer alcoholisten.’

Klaas en Lenie waren niemand tot last. Goed, als iemand het duo tegenkwam, was het steevast bij de buurtsuper in St. Anthonis met een wagen vol bier. En als Lenie dronken was, kon ze heftig reageren. Dan maakte ze ruzie en nam de bocht op het campingterrein veel te snel.

Maar het waren geen boemannen. Voor hun caravan stonden ze soms stillevens te schilderen. Met voorbijgangers maakten ze een praatje. Lenie decoreerde zelfs nog eens een oude suikerspinkar van Wilma – wat toch wel ‘heel lelijk’ werd.

Een Heckler & Koch in de caravan

Het gedonder begon toen Piet M. uit Amsterdam de caravan kocht die ooit van de in elkaar gezakte Dikkie Dik was geweest. Piet is een crimineel type dat rondbazuinde dat hij Toos van der Valk ooit had ontvoerd. Voorzien van strafblad, grijze joggingbroek die van z’n kont zakte, en altijd een dik pak flappen op zak. En in zijn caravan, maar dat wist niemand, een Heckler & Koch.

De gasten zagen hoe Piet het aanlegde met Lenie ten koste van Klaas. Die ging van ellende steeds meer drinken en belandde in een afkickkliniek.

Die dag, Hemelvaart 2012, was een kalme lentedag, lichtbewolkt, 15 graden Celsius. Fred had Lenie eerder die dag aangesproken op haar loslopende hond. Honden aan de lijn, daar was Fred wél heel strikt in. Lenie, geen vriend van Fred, voelde zich gepakt. Waarom kreeg zij weer op haar kop, en de rest niet?

Om vijf voor elf komt Piet weer terug. Hij kruipt achter de gokkast. Lenie zeurt door over de hond tegen Fred. Een paar vaste gasten vinden de sfeer onaangenaam en vertrekken. En dan, iets voor half 12, buigt Lenie opeens voorover en wijst in de richting van Fred. Die zit op een kruk achter de bar. In haar hand heeft ze een zwart pistool. Nee, niet Fred! schreeuwt z’n stiefzoon. Maar Lenie, die nog nooit in haar leven geschoten heeft, haalt de trekker over. Ze schiet raak.

Mensen hebben de neiging om alles wat mensen doen te reduceren tot een heldere verklaring. Dus ook moord. Afrekening, openstaande schuld, huiselijk geweld, de meeste moorden zijn de uitkomst van zo’n simpele rekensom. De restcategorie heet ‘ontoerekeningsvatbaar’. Dat houdt de wereld overzichtelijk.

Zonder verklaring wordt de mens ongrijpbaar, eng.

Doe jij het of doe ik het?

De som van De Breyenburg lijkt op het eerste gezicht eenvoudig: campingbaas die willekeur hanteert plus aan lager wal geraakt stel dat zich benadeeld voelt plus wapen maal drank. Het wapen waarmee Lenie schoot was van Piet, dat staat vast. Ze zouden de moord buiten, voor de kantine, hebben beraamd. ‘Doe jij het of doe ik het?’

Maar de som klopt niet. De uitkomst kan geen moord zijn, hooguit een klap. Het ruzietje ging om een hond, meer niet.

Er was geen slepend conflict, niet tussen Lenie en Fred, niet tussen Piet en Fred. En Lenie was dan wel dronken, ze was niet ontoerekeningsvatbaar, oordeelde de rechter. Ze was niet gek, en ze had tijd genoeg gehad om zich te bezinnen.

Uren en uren verhoor hebben geen motief opgeleverd.

In het hoger beroep begint het circus straks weer opnieuw. Een moord zonder motief is een stok in de raderen van het rechtssysteem.

Piet is op vrije voeten, Lenie zit nu op een psychiatrische afdeling van een gevangenis. Waarom ze het deed? Ze weet het zelf ook niet. Ze worstelt ermee, zegt haar advocaat.

Die ochtend kleedde ze zich aan, zoals elke dag. Ze trok de wc door, deed de deur op slot. Maar terwijl de rest rechtdoor liep, sloeg zij rechtsaf. Zonder te weten waarom.

Het leven op de camping is niet alleen maar bingo, biertjes en playbackshows.

Toelichting maker

Van een collega, die ons vaker opmerkelijke korte nieuwsberichtjes toestuurt, kregen we het nieuwsbericht dat een vrouw en een man verdacht werden van moord op een campingbaas in Noord-Brabant. Opmerkelijk was het motief. Het zou gebeurd zijn na een ruzie over het aanlijnen van een hond, wat de politie overigens niet kon bevestigen. Hier wilden we meer van weten.

Als eerste is een van ons naar de rechtszaak gegaan, toen de uitspraak werd gedaan. De vrouw kreeg twaalf jaar cel, de man werd vrijgesproken. Buiten de rechtszaal hebben we contact gelegd met een aantal campinggasten die ook waren gekomen. Met hen hebben we een afspraak gemaakt voor een interview. We wilden begrijpen hoe iemand out of the blue tot een moord komt, en of dat te maken had met de sfeer op de camping.

Vervolgens zijn we een kijkje gaan nemen op de camping zelf. We vernamen dat de weduwe van de campingbaas – die nu zelf de baas is – niet zat te wachten op pottenkijkers. Ons plan was dus om eerst in de luwte allerlei campinggasten te spreken en gegevens te verzamelen, en pas daarna met de weduwe en de dader te gaan praten.

Op de camping spraken we met de mensen die we in de rechtszaal hadden ontmoet. Er bleken veel vaste bewoners te leven. Ook stonden er veel caravans te koop, die hadden A4’tjes met telefoonnummers achter de ramen. Die hebben we in het voorbijgaan snel genoteerd. Zo hadden we een mooi lijstje met mensen die weg wilden van de camping. Die hebben we allemaal opgebeld.

We hadden een heel lijstje van mensen die we wilden spreken. Bewoners, de vorige eigenaars van de camping, de uitbater van de naastgelegen partyboerderette (die vlak voor publicatie in brand is gestoken, ook zonder duidelijk motief), familieleden van de neergeschoten man en de daders (die wilden niet praten), de advocaten van de verdachten, de politie, ambtenaren van de gemeente. We vroegen hen: Hoe is de sfeer op de camping? Zijn er veel incidenten? Had het slachtoffer vijanden? Ken je de daders? Begrijp je de daad? Wat gebeurde er die noodlottige avond?

Gaandeweg werd het ons duidelijk dat er volop gedonder was op de camping, maar dat voor de moord nooit echt één motief is vastgesteld. Ja, er was ruzie over een hond, er werd te veel gedronken, er was gedoe over verblijf in de winter, er waren meer ‘aso’s’ op de camping gekomen door de crisis, de campingbaas trok sommigen voor. Maar de moord bleef een onbegrijpelijke daad. Voor iedereen. Ook voor de vrouw die het schot gelost zou hebben, zo vertelde haar advocaat. De vrouw zelf kregen we niet te spreken, dat werd afgeraden door haar psychiater.

Als laatste zijn we weer naar de camping gegaan, om met de weduwe te praten. Die had al gehoord dat we met een verhaal bezig waren, en ze wilde graag haar kant van het verhaal vertellen.

En nu het verhaal. We zaten met een bak aan interviews en gegevens, maar we konden nog steeds niet begrijpen waarom een vrouw uit het niets in de kantine een wapen uit haar zak trekt en iemand vol in het hoofd schiet.

Tijdens het schrijven hebben we veel gepraat over ‘wat is het verhaal’? Toen we daar eenmaal uit waren, ging het schrijven snel. We houden van dezelfde stijl.

We besloten dat de hoofdvraag was: waarom is dit gebeurd? Het antwoord was een verkenning van alle mogelijke motieven die we tegen waren gekomen. Die gaven samen een mooi beeld van de camping. Maar de conclusie was toch: we weten het niet. Het is een rare onverwachte stap van de dader geweest. We kozen ervoor om dat heel expliciet te vertellen. Journalisten hebben de diepe neiging alles rond te breien, maar soms lukt dat gewoon niet. Dat moet je dan ook zeggen.

De directe aanleiding van het verhaal bleef de moord, dus daar wilden we ook volop ruimte voor maken. Uit de gesprekken en het requisitoir van het OM hebben we een reconstructie gemaakt van de avond van de moord. Die hebben we in stukjes door het portret van de camping geweven, dat werkte wel goed als boog.

We vonden dit een relevant verhaal, omdat een kleine camping in Noord-Brabant óók Nederland is. Bovendien is het mooi om een mini-maatschappij te beschrijven. Zo’n beschrijving zegt, hopelijk, iets over hoe mensen zich tot elkaar verhouden, hoe ze saamhorig zijn en hoe ze conflicten krijgen en oplossen.

Wat erg goed werkt bij een reconstructie als deze, is om een tijd – een half jaar, een jaar – te wachten voordat je er op af gaat. Ja, het verliest daardoor aan actualiteit. Maar vaak loopt er nog wel een rechtszaak of onderzoek waar je op aan kunt haken. Het stof is dan neergedwarreld, de ergste misleidende roddels zijn uitgedoofd, mensen willen ook wel eens hun zegje doen, de rust is weergekeerd. Er is veel meer mogelijk na een tijdje, dan direct na een gebeurtenis.

Biografie

Carola Houtekamer (1980) en Freek Schravesande (1982) kwamen in 2007 vrijwel gelijktijdig te werken op de redactie van nrc.next. Beiden waren net klaar met een master Journalistiek, de een in Rotterdam, de ander in Amsterdam. Al in haar eerste werkweek gaf Houtekamer aan Schravesande een mok voor de koffieautomaat – die hij vrijwel meteen weer kwijtraakte.

Ze konden het meteen goed met elkaar vinden en maakten vaak ’s avonds de krant, waarbij oud-turnster Houtekamer soms na het ‘zakken van de krant’ de hele redactievloer overvloog.

Houtekamer, die artificiële intelligentie en filosofie studeerde, schrijft veel over de invloed van technologie op ons leven: robots, digitaal bewijsmateriaal, vingerafdrukken. Schravesande studeerde communicatiewetenschap en criminologie en gaat graag de straat op voor sociale reportages.

In hun voorliefde voor verhalen over ‘echte mensen’ vonden ze elkaar. Verhalen schrijven waarin woordvoerders, rapporten en instanties ontbreken, dat is voor hen de grote uitdaging. Samen hebben ze nu zo’n twintig artikelen geschreven. Schravesande ontving vorig jaar een Tegel voor journalistiek talent. Een van de verhalen waarvoor hij de prijs kreeg, over een lijk dat uit het Kanaal van Steenenhoek werd gevist, maakte hij samen met Houtekamer. Inmiddels zijn ze allebei – onafhankelijk van elkaar – ouder van twee kinderen.

Toelichting redactie

Meestervertellers

Jaarlijks brengen we de beste Vlaamse en Nederlandse verhalende journalistiek in beeld, tekst en geluid digitaal samen in Meestervertellers.