De Meestervertellers van 2020
Ze noemen me Baboe
door Sandra Beerends
Ze noemen me Baboe is een universeel verhaal over liefde en loyaliteit. De film bestaat volledig uit uniek archiefmateriaal en vertelt het verhaal van Alima, die als kindermeisje werkte in de voormalige kolonie Nederlands Indië.
Het verhaal
Op de vlucht voor een gedwongen huwelijk vindt de Javaanse Alima in de jaren veertig werk als baboe (kindermeisje) bij een Nederlandse familie. Daar gaat ze van de kleine Jantje houden alsof het haar eigen kind is.
In Ze noemen me Baboe gebruikt regisseur Sandra Beerends verschillende verhalen van baboes om de levensloop van de (fictieve) Javaanse Alima mee te bouwen. In het koloniale Nederlands-Indië hadden rijke families altijd baboes (kindermeisjes) in huis die voor hun kinderen zorgden. Maar door de woeligheden van de eerste helft van de 20e eeuw zijn zij in de vergetelheid geraakt.
Beerends wil hier verandering in brengen door al die verhalen te verenigen in het verhaal van Alima. Ze is een kindermeisje dat met veel liefde voor de kleine, Nederlandse Jantje volgt en alles voor hem zou doen. Maar als de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog losbreekt na WOII verandert alles. Alima raakt in tweestrijd; ze krijgt een relatie met een Indonesische vrijheidsstrijder en had zelf in Nederland al een keer aan de vrijheid geproeft, maar moet ze haar Jantje dan loslaten?
Trailer – Ze noemen me Baboe
Toelichting maker
De vrouw, die haar s’ochtends uit bed tilde, mandiede, ronddroeg in een slendang,
te eten gaf en net zo lang naast haar bed bleef nongen tot ze in slaap viel. In mijn verbeelding waren het ‘supervrouwen’ en ik associeerde het woord baboe met woorden als moederlijk, rond, veilig, totdat ik na een interview met een kleinzoon van een voormalige baboe ontdekte dat het in Indonesië zelf een negatieve koloniale connotatie had, dat het niet eens een echt Indonesisch woord was maar een samentrekking van de woorden ‘mba’- jonge juffrouw en ‘Bu’ van Ibu- moeder.
Ik begreep niet dat er in onze geschiedenis zo weinig aandacht was voor deze Indonesische kindermeisjes, die voor de Nederlandse kinderen waar ze voor zorgden, zo belangrijk waren geweest. Volwassen mannen en vrouwen, die spontaan in huilen uitbarstten als ik ze vroeg naar hun baboe. Voor velen was de plotselinge scheiding door de Japanse internering een levenslang trauma. Hun latere zoektocht naar haar was grotendeels gedoemd te mislukken omdat ze haar meestal niet kenden bij haar werkelijke naam, maar slechts als ‘baboe’, zoals een kind zijn moeder kent als ‘mama’.
Ik was nieuwsgierig naar deze vrouwen, naar hoe het ze was vergaan in een tijd van oorlog, machtswisselingen en onafhankelijkheidsstrijd. En ik had behoefte aan een addendum op onze geschiedenis, die geschreven was door en over witte mannen.
Ik wilde die kantelende wereld laten zien door de ogen van een baboe, door de ogen van een Indonesische jonge vrouw, zorgend voor de kinderen van een Nederlandse familie maar behorend tot de Indonesische bevolking.
En zo begon mijn queeste naar verhalen en beelden van Baboes. Ik heb tientallen interviews gehouden en gelezen met voormalige baboes en hun kinderen en kleinkinderen, maar ook met de Nederlandse kinderen waar ze voor zorgden. In mijn zoektocht naar beeldmateriaal was hun aanwezigheid een eerste stap. Ik wist dat Nederlandse families filmpjes maakten in de kolonie om op te sturen naar hun familie in Nederland om te laten zien hoe ze daar leefden. Ze filmden hun huis, hun tuin en vooral hun kinderen. En ik wist ook dat ieder Nederlands kind een baboe moest hebben, dus hoopte ik dat ik veel baboes zou zien. Dat was niet het geval. Ik zag veel blanke blozende kinderen, soms nog net aan de hand van hun baboe, maar meestal waren de baboes buiten beeld, verstopt achter een boom of slechts door een hand of een voorbijgaande slendang voelbaar. Tot ik bij een familie terecht kwam die zijn baboe wel filmde. Ik kwam in contact met de dochter van de filmende vader en ontmoette Tilly, het oudere zusje van de ‘Jantje’ uit de film, die inmiddels in de 90 was en me prachtige verhalen vertelde over de door haar vader gefilmde baboe.
En zo kwam ik weer met nieuwe verhalen terug bij het archiefmateriaal. Uiteindelijk heb ik meer dan 500 films bekeken. Amateurfilms, bedrijfsfilm, propagandafilms, antropologische films, minutieus beschreven en naar eigen inzicht gecategoriseerd. 300 daarvan heb ik meegenomen naar de montage. Uiteindelijk zitten er in de film 1001 shots uit 179 films.
Ten aanzien van al die verhalen van tientallen baboes heb ik de keuze gemaakt om er één verhaal van te maken, verteld vanuit één personage, de fictionele baboe Alima, die haar verhaal vertelt aan haar vroeg overleden moeder. Door al die verhalen te componeren tot één verhaal kon ik recht doen aan de reikwijdte van de diversiteit in verhalen die ik had gehoord. Maar wat voor mij vooral belangrijk was dat ik hoopte dat ik daardoor het gevoel kon bereiken dat je mét Alima in die tijd bent, door haar ogen naar de wereld kijkt, en niet meer weet en ziet dan dat wat zij op dat moment zou kunnen weten en zien.
De film bestond uit 4 elementen; de archiefbeelden, de stem van Alima (ingesproken door Denise Aznam), het sounddesign en de muziek. En alle elementen samen vertellen haar unieke verhaal vanuit haar perspectief in dit stukje geschiedenis. Het is haar stem die richting geeft aan dat wat je ziet, hoort en voelt. Omdat de archiefbeelden grotendeels zonder geluid waren, is alles wat zij hoort, gemaakt door de sounddesigners Mark Glynne en Tom Bijnen; de tokeh’s in Indië, het schaatsen in Nederland, de golven op zee. Maar ook dingen die zij niet benoemt, zoals het wapperen van de vlaggen, die per machthebber van kleur veranderen maar niet van het machtsvertoon in gewapper. En dan de muziek, geïnspireerd door de muziek en de instrumenten in Indonesië uit die tijd, heeft Alex Simu muziek gecomponeerd, die in iedere scene haar emotie onderstreept, vanaf het verdriet om haar overleden moeder, de liefde voor Jantje, de heimwee in Nederland, de verliefdheid op Riboet, de angst om zijn verlies, het ontluikende moederschap tot en met de strijdvaardigheid om de wereld beter te maken voor haar dochter.
En al deze elementen kregen hun eigen specifieke plek in de montage van editor Ruben van den Hammen. Wij verbonden Nederlandse sneeuw en Indonesische kapok, vulkanen en hanengevechten, kamelen en kinderen, leven en dood, angst en hoop, verleden en toekomst.
Tot slot, alhoewel dit een verhaal is over een jonge vrouw in een ver land in een ver verleden heeft het qua onderliggende thema’s niet aan zeggingskracht verloren.
In onze huidige wereld, geteisterd door een tsunami aan meningen, despoten en een pandemie die de kloof tussen machthebbers en machtelozen pijnlijk bloot legt, zijn er nog steeds jonge vrouwen die bijna onopgemerkt ‘gewoon voor iemand zorgen’, als moeder, juf, oppas, mantelzorger, verpleegster. Deze film is dan ook niet alleen een ode aan de baboe maar aan al die vrouwen wereldwijd, die zich onzelfzuchtig inzetten voor ‘de ander’.
Biografie
Sandra Beerends is schrijver en regisseur. Ze Noemen Me Baboe – de Nederlandse inzending voor de Oscar 2021 – is haar debuutfilm over het leven van een Indonesisch kindermeisje. In 2012 schreef ze de korte film Arigato, over het Indonesische oorlogsverleden van haar moeder. In 2011 schreef ze ‘woordflarden’ voor Carousel, into the mountains van Thomas Elshuis. In 2009 gaf ze in eigen beheer de roman Mama Tjintjin uit.
Voordat ze als schrijver/regisseur werkte vanuit haar eigen bedrijf Beruang, werkte ze als regie-assistent en producer bij een scala aan programma’s voor de publieke omroep NTR. Sinds 1998 werkt ze als script-editor en creative producer voor de drama- afdeling aan speelfilms, series, korte films en animatie, voor zowel kinderen als volwassenen.
Ze behaalde een bachelor Nederlandse taal en letterkunde en een master in Theaterwetenschap aan de UVA en volgde internationale cursussen ‘storytelling’ bij Sources, Robert Mckee en Eave.
Ze is de dochter van een Indische moeder en een Nederlandse vader en woont met haar man en drie kinderen in haar geboortestad Amsterdam.
Toelichting redactie
Ze noemen me Baboe geeft de vele Indonesische kindermeisjes die in de machinerie van de Grote Geschiedenis meestal hun eigen naam verloren en samensmolten tot één personage -dat van de baboe – een naam, een gezicht en een perspectief. Daarvoor heeft de maakster gesproken met tientallen voormalige baboes, hun kinderen en kleinkinderen en de kinderen voor wie zij zorgden. De documentaire vorm is bij uitstek geschikt, omdat de vastgelegde geschiedenis díe er is bestaat uit voornamelijk ‘toevallige’ beelden in familiefilms.
Deze beelden, van baboes als bijfiguur, op de achtergrond, of aan de rand van het kader, worden door het jarenlange precieze uitzoekwerk en de keuzes van de maker tot een universeel maar tegelijkertijd intiem verhaal gemonteerd. Hoewel het zich afspeelt tegen de achtergrond van de grote geschiedenis rond de Tweede Wereldoorlog – de koloniale tijd, de Japanse bezetting, de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd en de Bersiap – is de omkering van het perspectief van nu en urgent.
Door Marijntje Denters